Op 19 december 1914 sterft Eduard Baeten aan longontsteking. Hij is drie jaar, zoontje van Jan Baeten en Maria Crols uit het Belgische Duffel. Het gebeurt ver van huis in het Nederlandse Nijmegen. Hier was het gezin Baeten beland, nadat het in oktober voor het Duitse leger was gevlucht. Dat was heel verstandig, want in Duffel stond na een heftige veldslag niet veel meer overeind.

Ik ontdekte het gezin Baeten in mijn onderzoek naar Nijmegen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tussen oktober 1914 en maart 1915 woonden hier honderden Belgische vluchtelingen, eerst in de gloednieuwe Infanteriekazerne aan de Groesbeekseweg, later in de oude Waalkazerne in de Benedenstad. Een zinnetje in het plaatselijke dagblad De Gelderlander uit november 1914 maakte mij alert op deze jonge vluchtelingen. “Een drietal kleine kinderen zijn hier gestorven. Overigens maken de mensen het goed in de mooie ruime compagnieskamers.”

 

Ik vond het wel een erg gemakkelijke overgang, maar verder was ik benieuwd naar de doodsoorzaak. In de studiezaal van het Regionaal Archief Nijmegen kreeg ik de overlijdensakten uit 1914 voor mijn neus. Daaruit bleek dat er dat jaar geen drie, maar 23 vluchtelingenkinderen waren gestorven. Dat waren er weer heel veel. In leeftijd varieerden ze van nul tot zes jaar, maar de meesten waren nog geen drie. Hun vaders waren spoorwegarbeider, tabaksbewerker, mandenmaker of schilder. Ze kwamen allemaal uit de provincie Antwerpen.

Toen ik de gegevens op een rijtje had gezet, zag ik dat uit het gezin Baeten niet alleen Eduard was gestorven, maar ook de broertjes Florentijn en Lodewijk en het zusje Anna. Vier kinderen uit één gezin in één maand tijd. Wat vreselijk voor die ouders!

Maar de gifbeker van het echtpaar was nog niet leeg, want in de gegevens van 1915 zag ik dat baby Maria Baeten op 1 februari was gestorven.

Het kan best zijn dat dit kindje het zonder de vlucht en het verblijf in overvolle kazernes ook niet had gehaald; de sterfte in het eerste levensjaar was een eeuw geleden immers hoog. Maar al die andere kinderen kunnen we zonder meer als oorlogsslachtoffers beschouwen.

Maar nu nog de doodsoorzaak.

Toen ik de medewerker van de studiezaal daarnaar vroeg, bracht hij me de door een arts opgemaakte overlijdensverklaringen. Van de kinderen Baeten bleken twee stuipen te hebben gehad en drie longontsteking.

Dit alles heb ik een half jaar geleden ontdekt. Daarna was ik in beslag genomen door andere zaken, maar toen ik onlangs lezing over Nijmegen tijdens de Eerste Wereldoorlog gaf, moest ik het lot van deze Vlaamse oorlogsslachtoffertjes weer onder ogen zien.

Het roept diverse vragen op. Zoals: Waar zijn ze begraven? In Nijmegen, neem ik aan. Maar na de oorlog: zijn ze herbegraven in Duffel? Wat is er van hun ouders geworden? Hebben ze zich er doorheen geslagen? En hoe heeft deze tragische geschiedenis de familie gevormd?

Na afloop van de lezing vertelde een vriend van me dat het aantal suïcides in de streek rond Ieper een eeuw na dato nog steeds zorgwekkend hoog is. Het schuldige landschap slaat terug op de bewoners, zo lijkt het.

Niet dat ik geloof dat dit in Duffel ook aan de hand is, maar de opmerking wees me er wel op hoe lang traumatische gebeurtenissen kunnen doorwerken. Zouden er nog nazaten zijn die dit verhaal kennen? Misschien moet ik maar eens contact opnemen met Duffel.

Rob Wolf